Een goed begin van uw vakantie

Friesland - Terschelling

5 mei 2011

Onthaasten op Terschelling, door Kees Bregman, januari 2011

Eiland vol verhalen
Voor het ultieme eilandgevoel moet je naar de Wadden. Op Terschelling vind je zo’n beetje alle landschappen van Nederland, verzameld op een paar vierkante kilometer. Elke zomer verzesvoudigt het aantal bewoners. Allemaal op zoek naar de magie die Terschelling heet.

Hoewel Terschelling tot de provincie Friesland behoort voelen de bewoners zich in de eerste plaats Terschellinger. Of beter: eilander. Iedereen kent en helpt elkaar, en echte eilanders hebben al heimwee als de veerboot een paar meter los van de kade is. Voor de Wadden is dat deels een erfenis uit het verleden. Je weet dat je bij slecht weer volledig afhankelijk bent van je medebewoners en, indien nodig, van de eiland-dokter. En als je acute medische hulp nodig hebt, mag je slechts hopen dat de op Vlieland gestationeerde noodhelikopter je kan bereiken en je daarna ook nog op tijd bij het ziekenhuis in Harlingen of Leeuwarden kan afzetten. Eilanders herken je ook aan het taalgebruik. Toen wij voor deze reportage naar Terschelling togen was onze bestemming niet in het dorp West-Terschelling maar, zoals iedereen het hier noemt: op West.

Niet op het strand fietsen
De eerste bewoners van Terschelling kwamen er in de 9e eeuw, maar al in de Romeinse tijd werd het eiland op kaarten vermeld. De magie van Terschelling is dat je helemaal niet het idee hebt op een eiland te zijn. Je fietst door een oneindig polderlandschap en passeert een enkel dorp met schilderachtige huisjes. Plotseling wordt dat landschap een dicht bos, om daarna even plotseling te veranderen in een duingebied met hoge uitzichtpunten. Nederland in een notendop. Fietsen is trouwens een belangrijk deel van de eiland-economie. Het lijkt of iedere familie op Terschelling wel iets ‘in fietsen’ doet. Huurfietsen zijn overigens herkenbaar aan het stickertje dat vriendelijk vraagt om niet langs de vloedlijn op het strand te fietsen en dat er slechts één persoon op de fiets mag (geen vriendinnetje op de stang dus). Je kunt natuurlijk je eigen fiets meenemen naar Terschelling, maar die mag weer niet op de populaire snelboot die je in drie kwartier van Harlingen naar het eiland brengt. Anders ben je afhankelijk van de veel tragere veerboot, die ook auto’s en caravans mag meenemen. Dat grote schip geeft je dan wel weer het idee van een echte zeereis, compleet met lekker uitwaaien op het sloependek. Als er al een echt eilandgevoel is, geeft die veerboot ons vastelanders dan weer het echte ‘landrotgevoel’.

Strandjutten
De zee heeft op Terschelling natuurlijk altijd een belangrijke rol gespeeld. Maar waar bij de meeste kustplaatsen in Nederland slechts het vissen als pure vorm van broodwinning belangrijk werd, zijn het op Terschelling vooral de meer uitdagende beroepen geweest die tot de verbeelding spraken. Naast vissers bracht Terschelling vooral vechters tegen de zee voort – kapiteins op de wilde vaart, bergers, redders, zeeslepers. Mensen als Jan Wandelaar, uit het beroemde boek Op Hoop Van Zegen van Jan de Hartog. Storm betekent voor Terschellingers vooral een uitdaging. En handel! Als de ene helft van de bevolking op zee tegen de golven vecht, wacht de andere helft op het strand wat die storm oplevert. Want als er iets in het bloed van de Terschellinger zit is het wel jutten. Strandjutten. Niet voor niets speelt het verhaal van Sil de Strandjutter (wéér zo’n beroemd boek) op Terschelling. Veel scheepslading die bij noordwesterstorm overboord slaat spoelt op het brede strand van Terschelling aan. Daar zitten soms de gekste dingen bij, zoals die container met sportschoenen die een poosje geleden zijn inhoud over honderden meters strand verspreidde. Hele families sloegen aan het verzamelen en het sorteren van bij elkaar passende schoenen haalde destijds een hoge vermakelijkheidswaarde op de televisiejournaals.

Cranberry’s
Dat jutten is ook verantwoordelijk voor een andere vorm van inkomsten. In 1845 lag er tussen de aangespoelde spullen ook een houten vat, en dat was de basis voor de cranberrycultuur op het eiland. Eigenlijk is het een bizar verhaal, want de Grote Amerikaanse Veenbes (Vaccinium macrocarpon voor de liefhebbers – familie van onze dopheide) hoort hier helemaal niet te groeien. Het is een laagblijvend plantje waarvan de bloem een beetje aan de snavel van een kraanvogel doet denken, en daaraan ontleent het zijn Amerikaanse naam ‘Crane-berry’, wat later cranberry werd. De bessen waren al bij de Indianen bekend om hun medicinale eigenschappen. Ze werden verscheept in vaten en het moet zo’n vat zijn geweest dat op Terschelling aanspoelde. Pieter Sipkes Cupido was de jutter die het zware vat de duinen in droeg, in de hoop sterke drank aan te treffen. Maar tot zijn teleurstelling zaten er slechts harde bessen in die bovendien nog zuur smaakten ook. Gefrustreerd gaf hij het vat een schop zodat de inhoud in het duin terecht kwam. En laat de Terschellinger grond nu juist zo perfect kalkarm en zuur zijn dat de cranberry zich er prima thuis voelde en zich in de duinvegetatie verspreidde.

Handelsgeest
Cranberry’s bevatten naast een hoop vitamine C ook stoffen die blaasontsteking en maagzweren helpen voorkomen en worden daarom vooral verkocht in reformzaken. Door de zurige smaak zijn ze lang niet zo populair als bijvoorbeeld bramen of bosbessen, maar zo rond kerstmis is er een grote piek in de verkopen als er weer kalkoen met warme cranberrysaus op het menu staat. En Terschelling vaart er wel bij. De eilander handelsgeest zorgde ervoor dat naast de bessen en het pure sap een hele trits aan nevenproducten werd ontwikkeld. Gezoet of lichtzuur, als jam, compote, limonade of cakevulling – je kunt het zo gek niet verzinnen. De proeverij staat in Formerum (met de klemtoon in het midden), en in de duinen achter strandpaal acht vinden we een voorraadschuur naar Amerikaans voorbeeld. Het blijft natuurlijk een in het wild groeiend plantje met goede en slechte oogstjaren, maar wie een beetje speurt vindt overal in de duinen cranberry’s. Na de ‘officiële’ oogst in het najaar trekken de eilanders massaal de duinen in om te plukken wat er over is gebleven. Vooral bij paal vier staan altijd cranberry’s, wordt ons toegefluisterd.

Eiland vol verhalen
Terschelling is een eiland vol verhalen. Een avondje in de juiste kroeg betekent volop vermaak voor wie van plaatselijke vertelkunst houdt. Zelfs het natuurgebied Bosplaat op het oostelijke kwart van het eiland werd onderwerp van een avonturenverhaal. Babyboomers weten al wat ik bedoel: in ‘Het geheim van de Bosplaat’ beleeft Kapitein Rob vlak na de oorlog een spannend avontuur. Het leuke is dat de onderwerpen uit die Kapitein Rob stripverhalen nog overal te zien zijn op Terschelling. In het dorp West-Terschelling is zelfs een wandeling langs plaatsen uit die verhalen, herkenbaar aan een steen in het wegdek. Aan het begin van de Bosplaat leeft bij paal 18 nog zo’n icoon uit de vijftiger jaren voort. Het lijkt een gewoon strandpaviljoen aan het einde van de weg, maar eenmaal binnen in het Heartbreak Hotel lijkt het of Elvis zojuist vertrokken is voor een strandwandelingetje. Ook zo’n bron van verhalen is de Brandaris – de oudste vuurtoren van Nederland uit 1594. Hij staat stoer midden op het centrale plein in West-Terschelling, waar andere vuurtorens het met een verloren uithoek moeten doen. Generaties vuurtorenwachters hebben er op 55 meter hoogte de zee afgespeurd en hun verhalen werden na diensttijd gretig opgenomen. De kroeg stond er immers naast. Daar hoor je ook over Willem Barentsz, de Terschellinger die naam maakte met de bekende overwintering op Nova Zembla. En dan is er natuurlijk nog dat verhaal over het goudschip Lutine, waarover verderop in dit magazine meer. Terschelling mag dan klein zijn, met verhalen is het groot.

Onthaasten
’s Avonds proeven we een heerlijk gerecht met cranberry’s bij Oepkes, het oudste hotel/restaurant op het eiland. Vroeger heette het Hotel der Nederlanden, maar na een aantal generaties Oepkes was het in de volksmond allang hotel Oepkes voordat het officieel zo ging heten, terwijl op amper honderd meter de Brandaris zijn licht de duisternis in zwiept. Net als de Brandaris lijkt Terschelling nooit te slapen, van het Oerol festival in het voorjaar tot de ‘Berenloop’ in november – de zware maar mateloos populaire marathonloop over het eiland. En daar tussendoor wemelt het van de culturele activiteiten. Maar een lange wandeling over het immens brede strand met de zoute wind om je hoofd blijft je ook lang bij. Dát is pas onthaasten.

Moe van weer een dag actief wandelen en fietsen kruipen we voor de laatste nacht in onze slaapzak. De intens heldere sterrenhemel spreidt zich boven ons uit (nergens is die zo mooi als op de Wadden), en de stilte van de nacht valt over het eiland. Alleen de smalle lichtgevende vingers van de Brandaris bespelen het landschap met een nauwkeurige regelmaat. Hij lijkt Terschelling te bewaken tegen het kwaad en geeft een gevoel van geborgenheid. Ik kan er minutenlang gebiologeerd naar kijken. Zit er toch iets van een eilander in mij.

Additionele fotografie Terschelling.nl. Dank aan de VVV Terschelling, hotel-restaurant Oepkes, cranberrybedrijf Skylge en fietsenverhuur Zeelen. Informatie over Terschelling www.vvvterschelling.nl, tel: 0562-443000

Oerol
Het jaarlijkse kunst- en evenementenfestival Oerol vindt in 2011 voor de dertigste keer plaats van 17 tot 26 juni. Oerol is amper te omschrijven. Natuur en cultuur van Terschelling vloeien in 10 dagen samen met (straat)theater, muziek, beeldende kunst en allerlei verrassende activiteiten. Jaarlijks bezoeken ruim 55.000 het festival op Terschelling. Wel ruim van tevoren een plaatsje op het eiland reserveren.

Onthaasten? Zeker, maar wie wat meer actie wil komt ook aan z’n trekken. We noemen er een paar.
Zeehonden kijken met een tocht naar zandbank ‘de Richel’
Bij paal 8 kan je ‘blokarten’ – een soort strandzeilen, waarvoor je niet bang moet zijn uitgevallen.
Rustiger kan ook: met de huifkar door bos, heide en duin naar het natuurgebied van de Bosplaat
En voor de wandelaars: het strand is 30 kilometer lang en honderden meters breed. Wij namen eerst de bus naar Oosterend en liepen van de strandopgang bij paal 18 naar die van paal 8 bij West aan Zee en door de duinen weer naar West (circa 15 km).
Van de musea noemen we de Cranberry Lekkernijmakerij en het Wrakkenmuseum bij Formerum, het Centrum voor Natuur en Landschap met het zee-aquarium in West-Terschelling en museum ‘t Behouden Huys over de overwintering op Nova Zembla, ook in West-Treschelling.

Onze fietsroute: West-Terschelling, Halfweg, Hee, Midsland, Seeryp, door de weilanden langs de zuidkust naar Oosterend, door de duinen naar het strandpaviljoen bij paal 18, Hoorn, Midsland Noord, langs de duinrand naar West aan Zee en door het natuurgebied en de Kroonpolders weer naar West-Terschelling.

Vorige pagina

Binnenland